- Het Persoonlijk Voornaamwoord (personal) ik eet iets van een toffe winkel uit Turnhout. (yo) como una cosa de una tienda simpática en Turnhout.
- Het Aanwijzend Voornaamwoord (demostrativo): die kerel was kwaad want hij at een rode bic. este hombre era enfadado porque comía un bolígrafo rojo.
- Het Bezittelijk Voornaamwoord (posesivo): jouw zus is een meisje. tu hermana es una niña.
- Het Betrekkelijk Voornaamwoord (relativo) : de man die in de straat is. el hombre que está en la calle.
- Het Wederkerig Voornaamwoord : hij wast zich. el hombre se lava.
- Vragend Voornaamwoord (interrogativo): wat doet die man ? qué hace este hombre ?
Maak jouw eigen website met JouwWeb